zondag 6 juni 2010

Ruik ik nie lekker, ofwa?

Monniksgieren-ouders die elkaar leuk vinden zijn betere ouders dan monniksgieren uit een gedwongen huwelijk. Dat zijn de eerste voorlopige conclusies van gedragsonderzoek in Planckendael en enkele ander dierentuinen naar partnerkeuze en paarbinding bij deze vogelsoort.

Het CRC doet al enkele jaren wetenschappelijk onderzoek om uit te vogelen waarom sommige gierenparen wel en andere weer geen jonge monniksgiertjes maken. In 2005 en 2006 hebben we samen met Marleen Huyghe, de coördinator van het kweekprogramma, een enquête opgezet onder de Europese dierentuinen of te bekijken of de manier waarop monniksgieren gehouden worden een positief of negatief effect heeft op hun broedsucces. Dat bleek geen grote invloed te hebben, maar op grond van de resultaten werd toen verondersteld dat een goede paarbinding (dus of het “klikt” tussen twee dieren) waarschijnlijk heel belangrijk is voor broedsucces.
Drie studenten gingen daarom in 2007 en 2008 op pad om in Planckendael en Nederlandse en Duitse dierentuinen onderzoek te doen naar gedragingen die kunnen wijzen op een goede verstandhouding. De resultaten tot zover laten zien dat gierenpaartjes die succesvol jongen grootbrengen gedragingen vertonen die er inderdaad op wijzen dat de dieren die elkaar leuk vinden ook succesvollere ouders zijn;  ze groeten elkaar meer, ze vertonen minder agressie, ze hebben meer paringen en paren vroeger in het broedseizoen, en beide hebben een gelijke broedactiviteit in het nest als er een ei is. We willen deze gedragingen nu gebruiken als indicator voor een goede paarbinding, en kunnen misschien hiermee mogelijk voorspellen of nieuw gevormde paartjes succesvolle broedparen kunnen worden.
We maken in Planckendael al gebruik hiervan door voor jonge monniksgieren uit Europese dierentuinen als "huwelijksbureau" op te treden en zo gedwongen huwelijken te voorkomen.  In de grote volière zetten we meerdere jonge vogels bijeen en hopen dat er zich op die manier spontane koppels zullen vormen, en zo de kans op voortplanting te vergroten.

Maar we gaan nóg verder. In 2009 begon de Duitse doctoraatstudente Katja Wolfram bij het CRC aan een studie om te kijken op grond waarvan gieren hun partner dan kiezen. We gaan in deze studie uit van een gangbare theorie in de biologie dat dieren een partner kiezen op grond van verschillen in hun DNA. We weten bijvoorbeeld dat mensen (en nog een aantal andere diersoorten) een voorkeur hebben voor een partner met een immuunsysteem dat anders is dan hun eigen immuunsysteem. Op die manier krijgen hun kinderen een immuniteit tegen ziektes die zo groot mogelijk is (een combinatie van die van beide ouders dus). Die kleine verschillen tussen dieren zijn af te lezen in een stukje van hun DNA dat we het “Major Histocompatibility Complex” of MHC noemen, en dit soort onderzoek kunnen wij zelf in ons labo in de Zoo  doen. Monniksgieren kunnen dat natuurlijk niet, maar wetenschappers vermoeden dat zij kunnen ruiken of hun potentiële partner een genetisch goede of minder goede keuze is; bij mensen en muizen is dat bijvoorbeeld al vastgesteld.

Kortom, bij de monniksgieren in het Europese kweekprogramma én bij dieren uit de natuur willen we dus onderzoeken of de partners van succesvolle paartjes inderdaad meer verschillend DNA hebben, en of paartjes die elkaar “niet zo leuk vinden” juist meer vergelijkbaar DNA hebben. Op die manier zouden we in de toekomst op grond van DNA onderzoek kunnen voorspellen welke dieren een grotere kans hebben om succesvol te broeden en welke niet.
Zjef Pereboom - CRC