dinsdag 25 november 2008

Mensapen met mieren

In Centraal Afrika delen westelijke laaglandgorilla’s en chimpansees vaak dezelfde gebieden en hebben nagenoeg hetzelfde dieet. Om niet in elkaars vaarwater te zitten eten ze verschillende planten op verschillende momenten. Hoewel insecten een klein deel van hun menu uitmaken lijkt er daar ook sprake te zijn van verschillende strategieën. Op 22 april verdedigde Isra Deblauwe van het CRC haar proefschrift op de Universiteit Antwerpen. Dit is de allereerste studie waarbij het insectendieet van gorilla’s en chimpansees werd vergeleken en waarbij rekening gehouden werd met zowel de voedingswaarde van mieren en termieten als met ecologische omstandigheden in het woud.

Uit de studie bleek dat chimpansees en gorilla’s vooral termieten en mieren eten met erg zichtbare nesten of hoge activiteit, maar niet die soorten welke in de grootste aantallen aanwezig zijn. Om het insectendieet van beide mensapen in detail te bestuderen verzamelde en onderzocht Isra en haar medewerkers grote hoeveelheden mest van chimpansees en gorilla’s in het regenwoud van Zuidoost Kameroen. Uit die mest bepaalde ze aan de hand van de achtergebleven huidskeletjes welke insectensoorten de apen aten. Het studiegebied bleek uitzonderlijk veel soorten termieten en mieren te hebben, waarschijnlijk veroorzaakt door de variatie in woudtypes in het studiegebied.

De studie toont onder andere duidelijk aan dat chimpansees andere termieten en mieren eten dan gorilla’s. Die verschillen komen niet alleen doordat chimpansees werktuigen gebruiken en gorilla’s niet, maar vooral door de verschillen in noden en in de voedingswaarde van de insecten. Chimpansees eten bijvoorbeeld voornamelijk termieten wanneer er minder vruchten beschikbaar zijn. Deze termieten blijken veel energie te leveren die chimpansees normaal uit de vruchten halen. Gorilla’s eten echter termieten het hele jaar door en ze lijken dat voornamelijk te doen omdat ze daarmee waardevolle extra voedingstoffen binnen krijgen.

Behalve de wetenschappelijke kennis over het voedingsgedrag en het eten van insecten door mensapen, kunnen de resultaten van deze studie gebruikt worden in natuurbescherming. Alleen al het resultaat dat er naast chimpansees en gorilla’s zo bijzonder veel insectensoorten (en waarschijnlijk ook andere diersoorten) voorkomen, maakt het al de moeite waard om dit stukje Afrika te beschermen. Meer specifiek voor de zoogemeenschap kunnen deze resultaten belangrijke informatie opleveren voor de dieten van mensapen in dierentuinen.

Isra Deblauwe | Zjef Pereboom | CRC

Deblauwe I., De Koninck W. (2007) Diversity and distribution of ground-dwelling ants in a lowland rainforest in southeast Cameroon. Insectes Sociaux 54: 334-342 doi: 10.1007/s00040-007-0951-8

Deblauwe I., Dekoninck W. (2007) Spatio-temporal patterns of the ground-dwelling ant assemblages in a lowland rainforest in southeast Cameroon. Insectes Sociaux 54: 343-350 doi: 10.1007/s00040-007-0952-7

Deblauwe I, Janssens GP (2008) New insights in insect prey choice by chimpanzees and gorillas in southeast Cameroon: the role of nutritional value. Am J Phys Anthropol.: 135(1):42-55.

Deblauwe, Isra, Luc Dibog, Alain D. Missoup, Jef Dupain, Linda Van Elsacker, Wouter Dekoninck, Dries Bonte and Frederik Hendrickx (2008) Spatial scales affecting termite diversity in lowland rainforest: a case study in southeast Cameroon. Afr. J. Ecol. 46: 5-18

Deblauwe Isra (2008). Temporal variation in insect-eating by chimpanzees and gorillas in southeast Cameroon: extension of niche differentiation. International Journal of Primatology 46: 5-18


zaterdag 22 november 2008

Internationale belangstelling voor CRCers

In tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt zitten wetenschappers niet enkel en alleen op kantoor of in de bibliotheek, maar zij zijn ook vaak op weg. Veel van de onderzoeksresultaten van ons CRC-team worden op nationale en internationale congressen voorgesteld aan collega-onderzoekers van over de hele wereld. Hierbij een kleine selectie van de conferenties waar KMDA wetenschappers dit jaar hun werk lieten zien.


In het voorjaar woonden Jeroen Stevens en de studente Jule Gottschlich de jubileumconferentie (het 10e jaar) bij van de Vereniging van Britse and Ierse zoo’s (BIAZA - British and Irish Association of Zoos and Aquariums). Hier werd onder meer het werk van de stagiaires van de Katholieke Hogeschool Sint Lieven voorgesteld aan andere studenten en wetenschappers die onderzoek doen in dierentuinen. Jule Gottschlich bracht er het zeer gewaardeerde verhaal over het monniksgierenonderzoek dat al sinds enkele jaren in Plankendael wordt uitgevoerd. De afvaardiging van Zoo Antwerpen heeft door haar al jarenlange actieve aanwezigheid als niet-Britse zoo op dit congres een ereplaatsje gekregen, en er werd zelfs - bij wijze van grap - voorgesteld om BIAZA om te dopen tot de British, Irish and ANTWERP Association of Zoos and Aquariums.

Het hoogtepunt van dit jaar was toch wel het EAZA congres dat dit jaar in onze eigen Zoo werd georganiseerd. Maar liefst 650 vertegenwoordigers van Europese dierentuinen en aquaria waren te gast in Antwerpen om te praten over samenwerking, collectieplanning, stamboeken en kweekprogramma’s, natuurbehoud en over wetenschappelijk onderzoek. Ook hier zetten de KMDA medewerkers weer hun beste beentje voor.

Het tweejaarlijkse congres van de International Primatological Society, had dit jaar dicht bij huis plaats. Edinburgh was in augustus hét trefpunt voor primatologen (onderzoekers van apen en mensapen) van de hele wereld. Ook het CRC was zeer goed vertegenwoordigd met sprekers van elk van de 4 onderzoeksdepartementen van de KMDA. Jeroen Stevens bracht een presentatie over zijn onderzoek naar de uitwisseling van vlooigedrag en het delen van voedsel bonobo’s. Hij beschreef dat net als bij chimpansees, ondergeschikte bonobo’s die hooggeplaatste dieren vlooien voorafgaand aan een voedering, een grotere kans hebben mee te mogen delen in het voedsel. Dit wordt gezien als een bewijs dat laaggeplaatste dieren toegang kunnen krijgen tot bv voedselbronnen door iets te doen voor de hooggeplaatste dieren. De in april van dit jaar kersvers gedoctoreerde Isra Deblauwe bracht in Edinburgh haar verhaal over het hoe en waarom van het eten van insecten door chimpansees en gorilla’s in het door de KMDA gerunde Projet Grand Singes in Kameroen. Denis Ndeloh, één van onze Kameroenese studenten, ontving een prijs voor zijn bevindingen in een onderzoek naar het belang van traditionele kennis voor conservatiedoeleinden. Hij stelde zich de vraag hoe kennis, verhalen en tradities over gorilla’s van de lokale bevolking en kan bijdragen aan de instandhouding van de bedreigde Cross River gorilla’s in Kameroen. Bruno Levecke presenteerde de eerste resultaten van een grootschalig DNA-onderzoek in samenwerking met de UGent en het Instituut voor Tropische Geneeskunde van Antwerpen (ITG). Hij onderzocht welke darmparasieten er voorkomen in apen en mensapen in Belgische en Nederlandse dierentuinen, en in hoeverre deze parasieten een mogelijk gevaar kunnen opleveren voor de gezondheid van verzorgers van de apen. In een speciaal door Kristiaan D’Aout en Evie Vereecke georganiseerd symposium werd de huidige stand van zaken en nieuwe inzichten besproken op het gebied van hoe primaten zich bewegen. Er werd geconcludeerd dat we veel meer onderzoek moeten doen in laboratoria, in dierentuinen én in de natuur om te kunnen begrijpen hoe apen in staat zijn om een zo gevarieerd repertoire in bewegingen te kunnen uitvoeren. Dit soort conferenties zijn bijzonder belangrijk voor de internationale contacten, en voor het opstarten van gezamenlijke projecten met andere dierentuinen en wetenschappelijke instituten. Bovendien vormen ze een ideale gelegenheid voor de KMDA om zich te profileren als gerenommeerd en gerespecteerd zoölogisch instituut. In december organiseert het CRC haar eigen onderzoekssymposium in de Zoo om zoogidsen, verzorgers, leden en andere belangstellenden in te lichten over de wetenschappelijke vorderingen van de KMDA.



Zjef Pereboom

vrijdag 21 november 2008

Strategie voor zoo-onderzoek

Wetenschappelijk onderzoek is één van de activiteiten waarmee de KMDA bijdraagt aan natuurbehoud en duurzaamheid. Onze onderzoeksstructuur en de huidige wetenschappelijke activiteiten worden gezien als een voorbeeld voor de dierentuingemeenschap. Een eerder dit jaar gepubliceerde onderzoeksstrategie voor dierentuinen is er op gericht om méér dierentuinen warm te maken voor het idee om zelf onderzoek te doen: Enerzijds met als doel op een wetenschappelijk verantwoorde manier de collecties te beheren (door bijvoorbeeld kweekprogramma’s te baseren op onderzoeksresultaten), anderzijds om door middel van onderzoek een bijdrage te leveren aan de bescherming van bedreigde dieren en hun natuurlijke omgeving.


Een toenemend aantal dierentuinen begint al voorzichtig met het verrichten van wetenschappelijk onderzoek in hun eigen dierenparken en in de natuur. Maar er zijn slechts enkele Europese dierentuinen die zoals de Zoo en Planckendael kunnen beschikken over een speciaal onderzoeksteam met een duidelijke strategie voor wetenschappelijk onderzoek én eigen onderzoeksprogramma's. Mogelijk komt daar snel verandering in met de onlangs verschenen “Research Strategy” van EAZA, de Europese vereniging van dierentuinen en aquaria. De boodschap in dit document is in grote lijnen dat dierentuinen respectabele wetenschappelijke instellingen kunnen zijn die met relatief eenvoudige middelen een wezenlijke bijdrage kunnen leveren aan natuurbehoud door middel van onderzoek. Eén van de belangrijkste overwegingen is dat de internationale zoogemeenschap wil proberen meer zoo’s te overtuigen van het nut en het potentieel van wetenschappelijk onderzoek in dierenparken en het belang daarvan voor de dieren in zoo’s én voor natuurbescherming.

Een meer op de praktijk gerichte doelstelling van de Research Strategy is om dierentuinen actief te helpen bij het opstarten en de verdere ontwikkeling van wetenschappelijk onderzoek in hun eigen tuin. Bovendien wil EAZA zo de samenwerking op wetenschappelijk vlak binnen de Europese zoogemeenschap, én met universiteiten en andere partners stimuleren. De medewerkers van ons eigen onderzoeksdepartement, het CRC, waren zeer nauw betrokken bij de ontwikkeling van deze onderzoeksstrategie, en zij zullen een centrale rol spelen bij de uitvoering van de strategie door advies en hulp te bieden aan andere dierentuinen waar nodig.



Zjef Pereboom

Ethologie "waar je wat aan hebt"

Ethologisch onderzoek, ook bekend als gedragsonderzoek, is al jaren één van de specialismen van het Centre for Research and Conservation, het onderzoekscentrum van de KMDA. Een groeiende onderzoekstak binnen de ethologie is de toegepaste ethologie, waarbij specifiek onderzoek wordt gedaan naar manieren om een goede huisvesting en welzijn van dieren te garanderen. Met de opkomst van specifieke toegepaste opleidingen voor “dierenzorg” en “dierenmanagement” in Vlaamse Hogescholen kent ook dit toegepaste onderzoek bij ons een vlucht en belanden heel wat studenten in de zoo voor een stage. Het merendeel van de stagiaires volgt de richting agro- en biotechnologie, optie dierenzorg aan de Katholieke Hogeschool Sint Lieven uit Sint Niklaas De vlotte samenwerking met deze hogeschool is te danken aan Dr Hilde Vervaecke, die zelf haar doctoraat in Planckendael bij de bonobo’s uitvoerde. Nu kunnen haar studenten bij ons terecht voor hun stage.

Zo werkte Remco Goos rond de gedragsverrijking van de schuttersvissen in het aquarium. De verzorgers geven al jaren krekels aan deze vissen, die ze met een straaltje water naar beneden schieten. Remco onderzocht hoe lang de vissen actief waren met krekels schieten, en of er minder agressie was bij de vissen als ze krekels kregen. Dat bleek inderdaad zo te zijn: de vissen bleven tot 3 uur nadat de krekels werden gegeven actief schieten naar de insecten en agressie bleef beduidend lager.

Ook Dries Van Gijsel liet zich verleiden door koudbloedige dieren, in zijn geval de pijlgifkikkers. Verzorger Ben Van Dyck had gehoord dat deze in Amerika kikkertjes getraind werden om in een transportkist of op een weegschaal te huppen. Omdat verzorgers hen niet hoeven te vangen kunnen zo stress of huidbeschadigingen voorkomen worden. Aan Dries de opdracht om dit ook voor de Antwerpse kikkers te proberen. Met behulp van een klikker, die ook voor het trainen van honden en andere dieren wordt gebruikt, en kleine krekels op een stokje, slaagde Dries er uiteindelijk met veel moeite in om twee blauwe pijlgifkikkers te leren in een transportkist te doen springen.

Anya Thyssen liep stage bij de zeehonden en onderzocht of hun gedrag beïnvloed wordt door de aanwezigheid van (veel) bezoekers naast het bassin. Uit haar studie bleek dat de zeehonden vaker onder water zwemmen op dagen dat er meer bezoekers in de tuin zijn. Ook wanneer er meer dan 10 bezoekers langs hun bassin staan te kijken, steken de zeehonden vaker hun kop onder water.

Jolanda Somers werkte bij de kleine apen en stond stil bij de eetgewoonten van onze vier Celebesmakaken. Elk stukje voedsel werd zorgvuldig gewogen voor het aan de makaken gegeven werd, en na de maaltijd woog de stagiaire hoeveel er nog restte. Het dieet van de makaken in de zoo bleek goed overeen te stemmen met wat wordt aanbevolen. Alleen bleek dat elk dier een wel erg sterke voorkeur had voor bepaalde voedseltypes, zodat ze uiteindelijk toch niet altijd een gebalanceerd dieet binnenkrijgen.

Ellen Van Humbeeck wilde vooral weten hoe het zit met de paarbinding bij de twee kweekkoppels monniksgieren in Planckendael. Bovendien was er het vermoeden dat ook in de grote ‘dating’ volière iets moois bloeide tussen de gieren Darwin en Elena. Ellen volgde het wel en wee van de gieren: er was inderdaad sprake van een romance tussen Darwin en Elena. Chill werd nog steeds op de kop gezeten door zijn partner Wonder en achter de schermen flikflooiden Xyniks en Ysis rustig verder. Uiteindelijk legden zowel Chill en Wonder als Xynix en Ysis een ei, en groeiden dit jaar twee gierenkuikens goed op.

Tim Aerts en An Santamaria volgden gedurende drie maanden de groep chimpansees op in Antwerpen, nadat deze een extra buitenverblijf hadden gekregen. Zij bestudeerden de conflicten in de groep, maar noteerden ook waar de mensapen zich in het verblijf bevonden en wat ze zoal de hele dag uitspookten. Uit hun onderzoek bleek dat de conflicten tussen de chimpansees zich vooral voordeden wanneer de mensapen ’s ochtends binnen gehouden werden, terwijl hun twee grotere verblijven worden schoongemaakt. De chimpansees
leken de toename in agressie te compenseren door meer met elkaar te spelen.

Nu alle stages zijn afgerond en de onderzoeksrapporten binnen zijn, kunnen curatoren en biologen zich buigen over de vraag hoe we de onderzoeksresultaten op een nuttige manier kunnen verwerken in het dagelijkse verzorging van de dieren in onze beide parken. Als we ons haasten, zijn we daar net op tijd mee klaar voor de nieuwe lading stagiaires weer binnenstroomt.



Jeroen Stevens