woensdag 9 december 2009

Eten wat het bos schaft


Maandag duiker-dag, woensdag colobus-dag, en op zondag een steak van bosolifant of een terrine van laaglandgorilla op het menu!? Voor u misschien een ongewoon en gruwelijk idee, maar voor een groot deel van de armere bevolking in Afrika en Azië dagelijkse praktijk. Het verdwijnen van wilde dieren door niet-duurzame jachtpraktijken is niet alleen een bedreiging voor de biodiversiteit, maar op de lange duur ook voor de lokale bevolking zelf die afhankelijk is van woudvlees (bushmeat) voor hun voorziening in dierlijke eiwitten en inkomsten.
Projet Grands Singes (PGS), een van de conservatieprojecten van de KMDA, combineert wetenschappelijk onderzoek naar chimpansees, gorilla’s en hun leefomgeving met natuurbescherming en rurale ontwikkeling. Om de zogenaamde ‘bushmeat crisis’ het hoofd te bieden nemen we alle ecologische, sociologische en economische factoren die een rol spelen bij de jacht op woudvlees in beschouwing, en werken intensief samen met alle betrokken partijen, van de lokale bevolking tot de Kameroenese overheid. In nauw overleg met een Community Wildlife Management Committee, een vertegenwoordiging van al deze partijen, heeft PGS een jachtbeheersplan opgesteld met als doel de duurzame jacht te bevorderen. In principe geeft dit plan aan waar, wanneer en hoeveel elk van de dorpelingen mag jagen. Om alternatieve inkomstenbronnen te creëren en zo de commerciële jacht terug te dringen werden kleinschalige economische projecten opgestart, zoals georganiseerde teelt van cacao. PGS realiseerde ook een dorpswinkel waar producten zoals rijst en zeep kunnen worden gekocht met de opbrengst van deze nieuwe economische activiteiten in de dorpen.
Om de effectiviteit van de aanwezigheid en strategie van PGS te kunnen onderzoeken werkten we in 2009 aan een socio-economische studie in het gebied. Een team van PGS onderzoekers verzamelde gedetailleerde informatie over de jachtdruk, de jachtinspanningen, de economie van de huishoudens en het lokale dieet in de dorpen Malen V, Doumo-Pierre en Mimpala, en de aanwezigheid van wilde dieren het omliggende regenwoud. De gegevens werden vervolgens vergeleken met vergelijkbare gegevens die tussen 2002 en 2006 in dezelfde dorpen waren verzameld. 
De resultaten lieten zien dat de dorpelingen het meeste geld verdienen door teelt en de verkoop van cacao, het werk dat zij verrichten voor PGS in het woud, en….de verkoop van woudvlees. Ondanks het feit dat PGS werkzame alternatieven voor stroperij heeft gecreëerd, de dorpswinkel intensief bleek te worden gebruikt, het totaal aantal gedode dieren per jager is afgenomen, en er veel minder voor eigen gebruik werd gejaagd, wijzen de resultaten erop dat de intensiteit van het jagen toch sterk is toegenomen. Desondanks lijkt deze toename geen direkt negatief effect te hebben op de aanwezigheid van wilde dieren in het woud.  
De toename van de jachtactiviteiten wordt mogelijk veroorzaakt doordat het aantal jagers is gestegen, dat de jacht steeds vaker gebeurt met illegale geweren en dat er  vooral voor commerciële doeleinden wordt gejaagd. Het meeste bushmeat bleek inderdaad aan handelaren van buiten het dorp te worden verkocht voor de markten in de stedelijke gebieden. De toename van de jacht kan verder deels verklaard worden doordat PGS in de periode 2005-2006 minder actief is geweest.
Kortom, voor de lokale economie en het levenskwaliteit van de participerende dorpen lijkt de gevoerde strategie tot op zekere hoogte effectief te zijn. Verder onderzoek moet de details nog uitklaren. Om daadwerkelijk op de lange termijn de niet-duurzame jacht op woudvlees te ontmoedigen is een hechte samenwerking met andere belanghebbende organisaties en strengere strafmaatregels voor illegale jagers essentieel, net zoals de continuïteit van inkomsten genererende microprojecten en intensieve bewustwordingscampagnes.
Inge Luyten & Nikki Tagg